Stromen en Stormen

      Geen reacties op Stromen en Stormen

De Provincie Groningen is gevormd door water. Stromen komend vanuit het zuiden en stormen vanuit het noorden. Zandgronden als laatste bolwerken van de Hondsrug en zandwallen gevormd door de zee. Daartussen en omheen veel klei en veen. Veel afwisseling maar vaak niet zo goed voor de vliegvisserij. Blind water, in de rest van Nederland noemen ze dat troebel, maakt het zichtvissen vaak moeilijk tot onmogelijk. Toch zijn er wel mogelijkheden. Soms eventjes en moet je mazzel hebben om op de juiste tijd op de juiste plaats te zijn. Soms voor langere perioden maar moet je de juiste tijd en plekjes weten, en dan nog wat geluk hebben.

We gaan vandaag op reis door het noorden. Vanaf de Hondsrug in “hoge”Drente stroomt het water richting de Waddenzee. De twee belangrijkste riviertjes zijn hier de Drentse A en de Hunze. De Hunze, in Drente de Oostermoerse Vaart genoemd, stroomt oostelijk langs de hondsrug om in het Zuidlaarder meer eventjes tot rust te komen. Was het vroeger een echte beek, reeds lang is het in strakke banen geleid. Omgeven door dijken is het natuurlijke ver te zoeken. Na het Zuidlaarder meer stroomt het water via een afwateringskanaal, het Drents diep, naar het Winschoterdiep om daar in de anonimiteit te te verdwijnen. Oorspronkelijk stroomde de Hunze naar de stad Groningen, ging er oostelijk omheen en kwam in de buurt van Winsum in het Reitdiep terecht. De gesloopte Hunzecentrale (met de vief piepm), een nieuwe wijk inde stad (de Hunze) en Nederlands Noordelijkste vliegvisvereniging “de HunzePalmer” verwijzen naar die vervlogen tijden. Vandaag de dag is men bezig om de oude loop van de Hunze weer gedeeltelijk te hergraven en de blokkades voor optrekkende vis weer visvriendelijk te maken. Vooral winde en voorn moeten hiervan profiteren.

OostervoortschediepDe loop van de Drentse Aa is redelijk, zo niet bijna geheel natuurlijk gebleven. De vele toevoerstroompjes meanderen nog langs bosranden en door sompige landerijen. Na vele namen te hebben gehad, zo’n beetje elk dorp geeft zijn naam aan het water als het er langs stroomt, komt de Drentse Aa uiteindelijk in het Noordwillems kanaal terecht. Tot aan de stadsgrens zijn er nog stukken te vinden van de oorspronkelijke loop. In de stad zijn nog vele verwijzingen naar de band van Groningen met deze rivier. Kleine der Aa, Hog>e der Aa, A brug, Aa straat en A kerk.

Waar vroeger de handelsschepen aanlegden en nu nog vele pakhuizen het water omhelzen, eindigde de Drentse a om in het Reitdiep op te gaan, verder richting zee. Ook nu nog liggen veel schepen in het laatste stuk van de Drentse Aa, het Lage der Aa.

De Hanzehandelsstad Groningen is met de zee verbonden door het Reitdiep. “Reit”is Grunnings veur riet. Eb en vloed bepaalden vroeger de waterstand tot aan de stadsrand totdat het zoute zeewater voorgoed werd buitengesloten door dijken en sluizen. Doordat het Reitdiep bijna nergens gekanaliseerd is kronkelt het nog zoals vroeger door “het weidse Groningse”.

In Zoutkamp stroomt het Reitdiep het Lauwersmeergebied in dat pas in de 60er jaren zoet werd. Nog steeds is zoutkamp een vissersdorp met een grote recreatiehaven. Na eerst nog even de Zoutkamperril te worden genoemd wordt het water steeds breder om tenslotte het Lauwersmeer te vormen. Vanuit Friesland stroomt ook de rivier “de Lauwers” het meer in en geeft het er zijn naam aan.

Voor de kantvissers is het water veelal onbereikbaar door enorme rietvelden en daar waar het water wel bereikbaar is voor een visser is het vaak een verboden natuurgebied. Vogelaars vinden er een waar paradijs want met de verrekijker is er veel te zien. Naast een paar kleine stukjes is alleen de laatste grote baai, Robbengat, open en toegankelijk voor recreatie en dus bevisbaar voor vissers vanaf de wal. Ook aan de Friese kant is de toegankelijkheid minimaal. Vanaf de zeedijk tot Oostmahorn geeft de meeste mogelijkheden. Toch blijft het een prachtig gebied met grote natuurwaarde voor vissers en niet-vissers.

De grote spuisluizen bij Lauwersoog spugen tenslotte, met eb, het zoete water het Wad op. Water dat tot dan zo’n dikke 100 kilometer afgelegd heeft. De vliegvisserij in “het zoute” staat hier nog in de kinderschoenen, impopulair door de slechte resultaten van eerdere pogingen.

Voor de visserij gaan we de andere kant op. We kunnen het water in Groningen verdelen in enkele grote gebieden die vaak op elkaar lijken, in ieder geval ongeveer dezelfde cyclus kennen.

De grote watermassa’s van het Lauwersmeer herbergen massa’s vis. Vis die zich na de paaitijd verspreid en moeilijk te vinden en/of te vangen is voor de vliegvisser. Met traditioneler materiaal valt er vaak wel goed te vangen. Toch hoef je de vliegenhengel niet thuis te laten. In enkele watertjes aan de rand van het meer kan je op zomerse dagen soms schooltjes ruisvoorn aantreffen. Vaak zeer schrikachtig maar de moeite waard om eens op te zoeken. In de loop van juli, als het water goed opgewarmd is, komen er grote scholen witvis naar de ondiepe kanten van het meer. In water van soms maar 20 centimeter diep kan je zowel vanaf de kant als wadend je geluk proberen. Het Robbengat, tussen Sudderoog en Lauwersoog heeft goede mogelijkheden. De rest van de oevers aan de Groningse kant is verboden toegang. Je mag er alleen maar naar kijken met een verrekijker. Die heb ik vaak bij me! Ook voor boten is de laatste honderden meters voor de oevers vaak verboden gebied om de vele vogels rust te gunnen. In de loop van Augustus verdwijnen de scholen vaak weer, verspreiden zich over het grote water.

Dan…….ergens in Oktober, komen er voor de vissers weer nieuwe kansen. De Vissen maken zich klaar voor de winter en zakken af naar Zoutkamp. Als het gemaal hier openstaat zwemmen ze via het Hunsingokanaal verder de provincie in. Ver voor de eerste nachtvorst zijn ze al te vinden in de kleine watertjes, zijlopen van het Hunsingokanaal. Naar mate de winter vordert lijken er steeds meer bij te komen. Maar je moet ze wel zoeken. De ene keer zitten ze er niet of bijten ze in ieder geval niet, da de andere keer lijkt het of je door een school vis heen moet voor je de bodem bereikt! Ook per jaar kan het verschillen. Soms zit de vis in een klein maar (maar is een Groningse benaming voor kanaaltje) na een paar honderd meter als haventje doodlopend in een dorp dat het water zijn naam geeft. Streeknamen als Ulrumat en Leenstergaatje. Soms aan het eind van en langer maar , pas na een paar kilometer plotseling stoppend in een dorp wat verderop. De Houwerzijlsterloop en Pieterbuurstervaart zijn hiervan voorbeelden.

Het lijkt erop dat de vis het grote ruwe water mijd om te overwinteren in de beschutte en vaak ondiepe maren en havens. Zoek in deze tijd de vis niet alleen op in de doodlopende stukken in of bij de dorpen. Zoek en probeer ook de plekken in het doorgaande water dat er voor heel eventjes beschut bij ligt. Bijvoorbeeld door een brug met hoge wallen en begroeide oevers. Oases in het meestal open Groningse land. Een rustplaats voor de vissen en dus interessant voor de vissers. Vaak goed om een uurtje of wat te nimfen op voorn of wat peuteren met een streamertje op baars en snoek.

Niet alleen de grote scholen voorn trekt vanaf het wijd naar de overwinteringplaats en, ook veel roofvis gaat dezelfde weg, het voedsel achterna. Voorn,snoek en baars zijn dus vaak op dezelfde plaatsen te vinden en te vangen. Waar de snoekbaars blijft is mij een raadsel.Volgens mij overwinteren ze passief op de diepere plekken in groter water. Onbereikbaar voor vissers en als ze al bereikbaar zijn dan blijven ze zo passief dat er een vangen een toevalstreffer is. Brasem doet al net zo geheimzinnig en blijft waarschijnlijk ook stiekem op de diepste punten en vrijwel onvangbaar voor de (vlieg)visser.

Als in de loop van Maart of April de zon weer krachtiger wordt en het water opwarmt, worden de vissen onrustig. Vlinders in hun met kuit en hom gevulde buiken. Gepaaid dient er te worden, het geeft niet met wie, en dat moet uiteraard weer op een ander plekje gebeuren. De verse nieuwe rietkanten zijn hiervoor de aangewezen plaatsen. Ook ondieptes waar soms al wat waterplanten staan of ondergelopen gras aanwezig is worden hiervoor hevig misbruikt. Afhankelijk van het weer duurt de paaiperiode korter of langer. Soms met lange pauzes ertussen. Een tijd dat de vissers de vissen nog kunnen vinden, golven in rustig water en onrustig bewegend riet. Na de paaitijd is het ook voor ons vliegvissers weer tijdelijk afgelopen. De vissen verspreiden zich en lijken met de vlieg nauwelijks te vangen. We zijn weer terug bij af en moeten hopen op een “lucky day”totdat alles zich weer herhaald.

Ook in andere watersystemen en gebieden gebeurt hetzelfde als in het gebied van het Lauwersmeer en Hunsingokanaal. Maar niet altijd trekt de vis ver weg. Als er in de buurt beschutte plaatsen te vinden zijn om de winter door te komen, goede mogelijkheden om te paaien of tijdens de tussenliggende periode wat rond te lantefanteren blijven ze dicht bij huis. Warffum ligt centraal in een gebied met een aantal waterlopen. In het najaar kan je er veel vis verwachten tussen de huizen en tuinen. En de vis in het Boterdiep tussen Middelstum en Uithuizen zoekt, en vind dat schijnbaar prettig, in de buurt van Kantens wat beschutting. Struikachtige begroeiing, huizen en wat omboomde boerderijen die voor de schijnbaar broodnodige rust zorgen. Ook het doodlopende deel va het Boterdiep in Uithuizen is in het late najaar en s’winters vaak een goede stek. Dat wil zeggen, er zit vaak genoeg vis, alleen de omgeving nodigt niet echt uit. Vliegvissen tussen winkels en parkeerplaatsen vind ik maar niks. Nodigt mij in ieder geval niet uit om met een hengeltje te wapperen!

Als je de waterkaart van de Provincie bekijkt en wat rond gaat toeren, kan je overal water(tjes) vinden die aan de verwachting voldoen. Vind je ongeveer hetzelfde als hiervoor omschreven. Soms kan je er een paar keer heengaan en met nul vissen thuiskomen. Dan, helemaal onverwachts, maak je alle voorgaande keren weer goed door je scheel te vangen.

Een apart verhaal vormen de grote meren. Het Schildmeer, Zuidlaardermeer, het Paterswoldse meer en het nabijgelegen Friescheveen. Hier kennen we wel een zomer en wintertrek maar hier blijkt de mobiliteit vaak beperkt. Is ook niet nodig uiteraard. Veelal overwinteren in de aan het meer gelegen beschutte jachthavens en zijkanaaltjes, in de lente lekker paaien langs de rietkanten en tussendoor het wijd op. In het Schildmeer zijn de jachthavens bij Steendam goed te bereiken en te bevissen. Een populaire winterstek van het Zuidlaardermeer is Noordlaren.

Een kort vaartje loopt er dood en vormt een klein haventje waar (vaak) veel voorn en snoek zit. Ook in het Paterswoldse meer zijn het de jachthavens en zijsloten waar de vis zich s’winters ophoud.

Bij het Friescheveen kan je regelmatig een lijntje zien vliegen. De Schipsloot is, totdat er weer teveel waterplanten zijn, vaak goed voor een paar mooie visuurtjes. Een klein afgesloten meer als de Kardingeplas, ook bekend als Zilvermeer, is vooral zomers in trek bij vliegvissers. Het is een recreatieterrein met een wandelpromenade en een druk bezocht strand. Een deel van de oevers is bebouwd met een villawijk. Met mooi weer is het er (te) druk met dagjesmensen. Maar…..op doordeweekse dagen of in de avonduren kan je er leuk vissen en vangen. Zoekt en gij zult vinden!

Als je het voorafgaande leest lijkt het alsof Groningen een waar vliegvis-paradijs is. Dat is niet zo. Heb je een mooi of veelbelovend watertje gezien en kom je de volgende dag terug met je visspulletjes, dan kan het water totaal veranderd zijn. Door regen en/of landbouwwerkzaamheden kan het water voor weken vertroebeld zijn. Het waait vaak hard waardoor je een lijntje niet lekker rustig kan laten driften. Door de overdaad aan voedingstoffen is er in mooie watertjes soms maanden niet te vissen door waterplanten of kroos die alles lijken te verstikken. Meters breed en hoog riet beletten je bij het water te komen of een goede worp te maken. En als de vis in het najaar op de beschutte plekjes zit vallen toevallig ook net alle bladeren van de bomen en blijven daar nog lang en hinderlijk ronddrijven.

Regelmatig even een eindje rijden en wat watertjes bekijken kan toch uitkomst bieden. Wil het in het ene dorpje niet, dan even een dorpje verder proberen. Vooral als je ergens een rij mannen ziet met een vaste stok in de hand en een groene tas naast zich dan kun je er donder op zeggen dat je een dag later, als je het water voor je zelf hebt, er kunt vangen. Vis zit er dan in ieder geval. Vang je eens een keer niks of kom je niet aan vissen toe, geniet dan van het mooie Groningen. Niet eens zo’n kaal landschap met verspreid liggende dorpen of buurtjes met wat bomerij erbij. Oude molens en oude kerken. Of een moderne fabriek van waaruit de Groninger landbouw producten over de hele wereld verspreid worden. Oude, kleine landarbeidershuisjes naast prachtige oprijlanen die lijden naar monumentale boerderijen. Schuren zo groot als kathedralen met daarvoor de prachtige woonhuizen waar de boer en zijn gezin zelf woont. En hier en daar, in een bos verscholen, staat een oude Borg. De stad en de provincie Groningen, ain pronkjewail met goldn raand.

Bert Dries

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.